“Doe het toch niet!” moet hij gedacht hebben, maar Sander Begeer van het Nederlands Autisme Register (NAR) sprak de woorden: “Weet je het zeker?”
Aan 2500 trouwe respondenten een open vraag stellen is namelijk niet alleen vragen om antwoorden maar ook om problemen. Toch meenden we dat er geen alternatief was: als je wèrkelijk wilt weten wat mensen vinden dan moet je ruimte laten voor diversiteit in antwoorden. Als je hoopt op onverwachte inzichten kùn je niet anders dan zo open mogelijk zijn. Géén eigen bias dus. Geen meerkeuzevraag maar een leeg tekstveld in onze enquête dus. We wilden weten wat zij vonden. Ik zocht maanden in hun antwoorden en vond ook iets van mezelf.
Samen met Karin van den Bosch analyseerde ik de resultaten van een enquête over de onderzoeksbehoefte op het gebied van autisme. De bevraagden waren volwassenen met autisme, ouders van minderjarige kinderen met en wettelijk vertegenwoordigers van volwassenen met autisme.
n tegenstelling tot het waanzinnig aantal publicaties over wetenschappelijk en toegepast onderzoek op het gebied van autisme vind je nauwelijks wetenschappelijke literatuur over wat de eindgebruikers -de doelgroep tenslotte- eigenlijk wenselijk onderzoek vinden.Ik ontken niet de eigen verantwoordelijkheid van de onderzoekers in het kiezen en uitvoeren van onderzoek. Integendeel, ik reken daar juist op! Maar ik kan vervolgens niet anders dan constateren dat er een blinde vlek bestaat bij de onderzoekers en hun beleidspartners: de klant is geen koning. Er is geen marktwerking als het om researchonderwerpen gaat. Ons project zou de werkelijke behoeften blootleggen.
Met jeugdige energie en overmoed begon ik met de analyse van de antwoorden. Het waren er 923. Niet méér, gelukkig, want analyseren viel tegen. Ik kan weliswaar lezen en schrijven met getallen, maar met woorden bleek dat toch een ander verhaal. Het voldeed niet om snel te kunnen lezen en de belangrijkste woorden te herkennen. Ik bleek zowel dingen te gissen als te missen. Vergeleek ik mijn coderingen met die van Karin dan had ik de antwoorden nog wel eens te ruim geïnterpreteerd, had ik bijvoorbeeld me een reden voor ogen gehaald voor het antwoord dat men gaf. BIAS!!! Niets dodelijker dan dat woord als je open en onbevangen wilt zijn.
Maar ik had ook dingen gemist. Als ik twee onderwerpen in een antwoord had ontdekt was mijn speurzin eigenlijk genoeg bevredigd en verloor ik mijn interesse in de tekst. Als het getallen waren geweest had ik ze als vanzelfsprekend nogmaals ter hand genomen en pas definitief terzijde gelegd nadat ik ze had leeggemolken. Zo niet bij tekst. Zo werd ik me bewust van mijn inbreng als onderzoeker, mindfull in mijn rol. Zo dacht ik tenminste….
Aan het eind van de antwoord-analyse hadden we honderden onderwerp-codes gegenereerd, bijna net zo veel als het aantal antwoorden! De codes werden in structuren gegroepeerd en gehèrgroepeerd totdat we thema’s en subthema’s hadden die recht deden aan de betekenis en de diversiteit van de antwoorden. Terwijl de beschrijvende teksten bij de thema’s werden geschreven begon ik alvast aan de kwantitatieve analyse van de thema’s. Geen gelukkige combinatie want het beschrijven van de thema’s ging gepaard met het wijzigingen van thema-structuren en zelfs ook met het hercoderen van sommige antwoorden. Hup, kwantitatieve analyse de prullenbak in, overdoen. Ik kon er geen begrip voor opbrengen: waarom niet gewoon zo houden? Eenmaal gecodeerd is altijd gecodeerd!
Totdat ik zelf ook thema’s moest beschrijven. Elk antwoord opnieuw wegend in zijn thema of subthema kreeg het opnieuw mijn aandacht en een kritisch oog. En ook ik gaf sommige antwoorden een nieuwe plaats.
Was ik dan nu eindelijk mindfull geworden, een goede onderzoeker? Of lag het eigenlijk niet meer dan aan het feit dat ik het deed in een hotelletje in de middle-of-nowhere, gestrand voor mijn werk met 2 weken veel te veel vrije tijd?
Voor zij die zich afvragen of we wel zorgvuldig met de antwoorden zijn omgegaan: daar ben ikzelf van overtuigd. We hebben misschien zelfs méér tijd besteed aan het verwerken van de antwoorden dan de respondenten besteedden aan het opschrijven ervan. Er is dat verschil tussen de onderzoeker en de onderzochtte. Soms kost het moeite om dat verschil te bewaren. Mind the gap!