Coach

4 van de 7 Post-its was geen slechte score. Ook niet als je hoopte op meer.

Ik ben werknemer, collega, en in beide hoedanigheden word ik mies van het begrip coachen. Gecoached worden betekent voor mij omgaan met de verwachting van anderen: dat ik het beter kan doen, ga doen en dat iemand aan de zijlijn dat in mij zal losmaken. Maar boven me hangt een gedachte als een zwaard: wat nu als het niet in me zit? Faalangst zullen we maar zeggen.

Het coachen van een collega is nét zo erg: ik moet bedenken hoe ik iets uit die ander haal, doorvragen, opdrachten bedenken. En dat allemaal met een simpel  ‘Diederik, jij bent nu coach van…’. Net zomin als lachen kan ik coachen op commando; het gebeurt, of niet.

Maar ik ben ook al enige tijd werkgever. Ze heeft PDD-NOS en maakt bij me schoon. Op haar eigen wijze welke niet noodzakelijkerwijs de mijne is.

Haar oog mist regelmatig wat… maar nooit mijn katten. Een spoor van onopgeruimde schoonmaakspullen geeft aan… dat ze heeft schoongemaakt. Thuisgekomen tel ik mijn zegeningen met alles wat ze me uit handen nam en breng fluitend in orde wat haar blik miste.

Maar ik doe haar te kort, zo zegt mijn omgeving. Ik moet haar eigenlijk leren kijken, coachen in zelfstandig schoonmaken. Ik weet het, maar het is o zo lastig zonder concrete voorbeelden.

Ik koos voor coachen per Post-it. De eerste strip die ik me herinner heette Billy Turf en in de tekeningen wemelde het van de verklarende bordjes: ‘School’, ‘Karatelessen’ of ‘Ulevellen 5 ct’ stond er dan, om misverstanden uit te sluiten. Dus ik loop rond met een stapeltje Post-its; hang ze op verspreid door het huis: zoek de Post-its en doe wat erop staat. Kijk, dat vind ik praktisch, zo vind ik coachen wel leuk.

En nu nog zij, dat meisje dat bij me schoonmaakt.

 

(gepubliceerd in Autisme, Jaargang 44, voorjaar 2017)

Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.